Met de blik op oneindig  —  op atelierbezoek bij Bas van Leeuwen
— door Alex de Vries

Op het erf van Bas van Leeuwen (Berkel en Rodenrijs,1944) staat een groot beeld van gepolijst en geborsteld roestvrijstaal dat Diafragma heet. De opening van het cirkelvormige object vangt als de pupil van het oog het licht dat het achterliggende landschap zichtbaar maakt en naar je toe brengt. Dat landschap, omringd door de randstedelijke bebouwing van Rotterdam en omstreken, is het natuurreservaat Polder Schieveen waar de Berkelsche Zweth doorheen stroomt. Dit is de bakermat van beeldhouwer Bas van Leeuwen die hier werd geboren en opgroeide en erop uittrok om de wereld in ogenschouw te nemen.

Bas van Leeuwen groeide op in een gezin met een oudere en een jongere broer. De familie van Leeuwen zat in het transport en exploiteerde net na de oorlog een bus- en taxionderneming. De onafhankelijke en vrijgevochten mentaliteit die daarmee samenhing, kreeg hij van huis uit mee. Hij werd naar de Montessorischool in Schiebroek gestuurd, vier kilometer lopen verderop. Daar had hij het naar zijn zin vanwege het principe ‘leer mij het zelf doen’ dat daar het onderwijskundig credo was. Die stelregel is hij zijn leven trouw gebleven, vooral toen hij zelf het kunstonderwijs tot onvervreemdbaar onderdeel van zijn kunstenaarschap maakte. De rigide Mulo in Hillegersberg die daarna volgde, was dan ook een deceptie. Liever was hij bezig met het bouwen en knutselen met allerlei afvalmateriaal. 

‘Het begon met de aanleg van centrale verwarming in ons huis. De installatiemonteur liet allerlei restmateriaal slingeren en daar maakte in dan zelf bedachte constructies van. Ze waren niet functioneel maar ze werkten voor mij als visuele tekens waar ik zelf een betekenis aan kon geven als een ruimtelijk houvast in mijn leven en de wereld. Een van onze buren was schrijfster Annie M.G. Schmidt en die zag er wat in. Zij heeft me gestimuleerd dat te blijven doen en speelde een rol in mijn keuze om naar de kunstacademie te gaan. Op de Mulo mocht ik geen eindexamen doen. Ik haalde alleen zo nu en dan een voldoende bij handvaardigheid, beschrijvende meetkunde en maatschappijleer. Ik mocht wel staatsexamen doen, maar ik ben begin 1963 gaan varen met de Holland Amerika Lijn waar ik als pantrybediende op de SS Maasdam naar New York voer. Daar heb ik de hele klas een ansichtkaart gestuurd van het Vrijheidsbeeld en iedereen succes gewenst met het examen.’

De tweede reis met de Holland Amerika Lijn liep al in de soep. De SS Maasdam zou voor het eerst naar Bremen varen, maar voer in de monding van de Elbe op een wrak en maakte slagzij. Bemanning en passagiers moesten in de reddingssloepen. Zonder officieel af te monsteren ging Bas van Leeuwen met de bus terug naar Rotterdam. In feite vaart hij nog steeds, zoals hij zelf schrijft in zijn autobiografische publicatie Geen zee te hoog – Geen land te ver die hij in 2019 in eigen beheer uitgaf.

Om op de kunstacademie in Rotterdam aangenomen te worden deed hij een avondcursus en de zaterdagcursus op de academie zelf waar hij de academiedocenten leerde kennen, voor hem een eldorado na de frustrerende Mulojaren. Hij ging naar de afdeling beeldhouwen/monumentaal. ‘In die jaren was dat nog een kleine opleiding met vier à vijf studenten per leerjaar. Ik was onder de indruk van de monumentaliteit van de beelden van Gust Romijn [1922-2010] en Henk de Vos [1911-1982] die ons lesgaven. Ik heb tijdens mijn studie het kantelmoment meegemaakt dat de gipsmodellen vanaf de vierde verdieping onder luid gejuich op straat werden gelazerd. Daar kijk ik niet trots op terug.’

De jonge beeldhouwers braken met de traditie. Voor het sculpturaal werken in de openbare werken ontstond de randvoorwaardelijke manier van werken: waar komt het beeld te staan, wat is de geschiedenis van de plek - de genius loci, wie zijn de gebruikers, wat is hun culturele achtergrond, hoe liggen de sociale verhoudingen, wat zijn de landschappelijke kenmerken, hoe is de verkeerssituatie, welke architectuur gebruik je als referentie enzovoort? Die benadering werd in de jaren dat Bas van Leeuwen tussen 1963 en 1967 in Rotterdam studeerde consequent en analytisch uitgewerkt in de stroming die nu bekend staat als De Arnhemse School die werd geleid door Peter Struycken en Berend Hendriks aan de kunstacademie in Arnhem. In Rotterdam was die invloed minder aanwezig maar in de maalstroom van de tijdgeest kwam ook daar het materiaalgerichte en ambachtelijke beeldhouwen van geïsoleerde sculpturen onder druk te staan.

 ‘Het ging voor mij vooral om de positie die het beeld krijgt, de ruimtelijke aanwezigheid ervan in relatie tot de architectuur. Ik was al jong onder de indruk van de Spaan-Baskische beeldhouwer Eduardo Chillada [1924-2002] die stoere beelden maakte ontleend aan industriële objecten: massieve monumentale staalsculpturen. Maar ik werd ook getroffen door het meer conceptuele werk van Guiseppe Penone [1947] die de wisselwerking tussen mens en natuur centraal stelt. Een van de beste beelden in de openbare ruimte van Rotterdam vind ik zijn  ‘Elevazione’ aan de Westersingel, een bronzen afgietsel van een boom zonder top die wordt gedragen door jonge elzen. Hoe groter die elzen worden hoe hoger het beeld van Penone wordt opgetild.’

Als vertegenwoordiger van de Arte Povera heeft Penone grote invloed op de hedendaagse beeldhouwkunst en zijn organische, direct aan de natuur ontleende beelden hebben invloed gehad op met name het vrije werk van Bas van Leeuwen dat in dit opzicht wel contrasteert met de meer antropomorfische benadering van Chillada die juist het machine-achtige van industriële voorwerpen als uitgangspunt nam en een menselijk voorkomen gaf met een sculpturale ziel.

Al voordat hij naar de academie ging maakt Bas van Leeuwen talloze reizen door Europa. Voor het transportbedrijf van zijn familie reed hij met een platte aanhanger in opdracht van de ANWB om gestrande toeristen op te halen. Zijn actieradius liep van de poolcirkel tot Noord-Afrika. Tijdens zijn academietijd reed hij bijna ieder weekend voor een tientje mee met een koelauto op en neer naar Parijs om in de Hallen goederen af te leveren en daarna de stad en de musea te verkennen. Die internationale oriëntatie breidde hij in het derde vakjaar uit door met een studiegenoot een avontuurlijk reis naar Mexico en Guatamala te maken. De ervaringen in Midden-Amerika liet sporen na in zijn vroege, keramische beelden. Ze maken een geïmproviseerde en samengestelde indruk met vormen en symbolen van een niet-westerse oorsprong. De pré-Colombiaanse cultuur en rudimenten van de beelden van de Azteken en de Tolteken zijn in deze sculpturen geïncorporeerd, maar ook de muurschilderingen van Diego Rivera (1886-1957). Dit vroege werk van Bas van Leeuwen laat zien dat zijn kunstenaarschap zich beweegt op een splitsing van opvattingen waarbij hij steeds moet bepalen welke richting hij kiest om bij zichzelf uit te kunnen komen. 

Die wisselwerking met onbekende en ongeziene beeldtaal uit andere culturen blijft zijn hele leven belangrijk voor het ontstaan van zijn beelden die hij meer en meer van een universele betekenis is gaan voorzien. Als hij vanaf 1984 op de Rietveld Academie gaat werken, eerst als vakdocent en later als coördinator van de afdeling Autonoom Sculptuur en hoofd van afdeling Beeldende Kunst, organiseert hij veelvuldig reizen naar allerlei landen. Door samen te werken met plaatselijke ambassades weet hij overal in de wereld deuren te openen en inzicht te bieden in kunstopvattingen die hij en zijn studenten niet vanzelfsprekend hebben meegekregen.

‘Ik heb vijfentwintig jaar op de Rietveld Academie gewerkt en heb het kunstonderwijs altijd ervaren als een natuurlijk onderdeel van mijn kunstenaarschap. Het ontwikkelen van zelfstandig vrij werk is erdoor beïnvloed al kon ik er in die jaren minder tijd aan besteden. Wat andere kunstenaars misschien ervaren als nevenactiviteiten – ik heb ook veel advies- en commissiewerk gedaan – maakt bij mij integraal onderdeel uit van mijn beeldende kunstpraktijk. Het hoort er vanzelfsprekend bij.
Van 1997 tot 2024 ben ik extern deskundige Kunst in de Openbare Ruimte in Rotterdam geweest. Elk half jaar deed ik een schouw van de pakweg 430 beelden die in Rotterdam staan. Als er onderhoud moest worden gepleegd of iets hersteld moest worden, gaf ik dat door aan Gemeentewerken. Ik heb daardoor de praktijk van beelden in de openbare ruimte door en door leren kennen. Zelf heb ik ook regelmatig kunst in opdracht voor de openbare ruimte gemaakt, vaak in directe samenwerking met architecten.’

Typerend voor zijn beelden in opdracht is dat ze een meer verhalend karakter hebben dan zijn vrije werk die vooral abstract zijn en door het materiaalgebruik van roestvrijstaal geometrisch en bijna klinisch ogen, terwijl ze toch als betekenisvolle ‘lichamen’ in hun ruimtelijke gedaantes tijdloos aandoen. Voor dat verschil heeft Bas van Leeuwen een verklaring: ‘Aan beelden die ik in opdracht maak, worden allerlei voorwaarden gesteld. Er ligt vaak al een idee of thema aan ten grondslag die ik niet zelf heb bedacht, maar voortkomen uit de bedoelingen van de architect, de verwachtingen van begeleidende partijen zoals overheden, bewonerscommissies, inspraakprocedures en dergelijke. Die probeer ik als kunstenaar zo veel mogelijk recht te doen zonder mijn eigen stijl en vormentaal te verloochenen. Ik heb bijvoorbeeld veel plattegronden schematisch in beelden als reliëf verwerkt en die gaan nog terug op mijn eerste reis naar Midden-Amerika waar ik sporen van verloren architectuur in het landschap ontdekte. Ik laat plekken zien die lang onzichtbaar zijn geweest. Het is bij dergelijke beelden altijd de vraag hoe je de dingen moet duiden, want het is een samenstel van bij elkaar geraapte elementen. De vragen die het oproept – waar kijk je naar en wat is de bedoeling ervan? – moeten daarmee tot op zekere hoogte beantwoord kunnen worden. Het gevoel dat een beeld teweegbrengt ervaar ik zelf vooral tijdens het maken; dat achteraf onder woorden brengen is een andere kwaliteit die ik zelf niet zo goed beheers. In Boskoop staat bij het station mijn beeld Tree uit 2016. Ja, door de titel zie je er bomen in, maar in feite heb ik de vorm ervan ontleend aan een wolk. Het gevelbeeld Birds in Gorcum uit 1976 is een van mijn meest figuratieve beelden, maar gaf in de uitvoering van de vogelmotieven juist allerlei puur constructivistische problemen: het is vierenvijftig meter hoog en werd aangebracht met een steiger en een lift. De windbelasting was doorslaggevend voor de vorm en er zijn ankerplaten aan de binnenkant van de gevel gemaakt om lostrillen te voorkomen. Er bestaat bij dergelijke beelden altijd een samenhang tussen inhoud en uitvoering. Ik maak gebruik van abstracte geometrie die wel herkenbare vormen oplevert door ze modulair toe te passen, bijvoorbeeld door er een pijlvorm van te maken, met allerlei varianten. Ook de klassieke academieopdracht van de boldeling – door iets uit de vorm weg te nemen of er iets aan toe te voegen een ruimtelijke werking veroorzaken – gebruik ik vaak in een modulair systeem in dergelijke beelden. In dat opzicht houd ik ook van Alexander Calder [1898-1976], zoals zijn mobiles hele ruimtes beheersen. Het gaat soms eenvoudig om het mogelijk maken van kijken, spelen en zitten zoals bij het beeld dat ik in 1981 in Delft heb gemaakt.’

In zijn vrije werk is de serie Hemellichamen het hoogtepunt in zijn loopbaan. Deze twaalf monumentale sculpturen van roestvrij staal zijn ontleend aan een kaart van het heelal waarop ruimtelijke spiralen, onbenoembare objecten en zwarte gaten te zien waren die hem inspireerden.  ‘Ze zijn amorf en onbenoembaar. Ik maak ze in roestvrijstaal, type 316, dat is zuurbestendig. Ander type rvs gaat roesten als er een hond tegenaan plast. Door het materiaal te borstelen en te polijsten neemt het staal de kleur van de omgeving aan. Door grafische tekens op de huid van de beelden aan te brengen veroorzaak ik lichtbreking. Je moet dan denken aan hiëroglief-achtige tekens die ik zelf bedenk, en lijnen en kaders. Ik heb tijdens mijn academietijd met een aantal ouderejaars al grafiek gemaakt en die ervaring pas ik toe in mijn beelden.’

De sculpturen van Bas van Leeuwen hebben als overeenkomst dat ze altijd een markering zijn van zijn plaats als kunstenaar in de wereld. Hij doet dat heel aards, gelieerd aan waar hij woont en werkt, maar ook maatschappelijk betrokken op uiteenlopende locaties en in spirituele zin door zijn verhouding als mens met het universum te verbeelden. Zijn beelden brengen in kaart hoe hij in het leven staat en wat het bestaan hem te bieden heeft.


Vanaf 1996 extern adviseur van de Gemeente Rotterdam (GW), Centrum Beeldende Kunst, K unst in de openbare ruimte, tot en met 2024.

Vanaf 1984 aanstelling Gerrit Rietveld Academie coordinator afd beeldhouwen ,autonoom sculptuur Vanaf 1998 Hoofd afdeling Beeldende Kunst. Vanaf 2011 Gepensioneerd